donderdag 24 december 2020
"Menselijke wetten binden het geweten alleen maar wanneer ze rechtvaardig zijn"
De wet, zoals Sint-Thomas van Aquino ze definieert en zoals de Traditie consequent volhoudt, is 'een verordening van de rede voor het algemeen welzijn, opgesteld door hem die voor de gemeenschap zorgt en die wordt afgekondigd'. Als een dictaat van de rede: 'Het juiste doel van de wet is haar onderdanen naar de juiste deugd te leiden en aangezien deugd datgene is wat de bezitter ervan goed maakt, volgt daaruit dat het juiste effect van de wet is, dat degenen aan wie ze is gegeven, goed worden gemaakt”. Menselijke wetten binden het geweten daarom alleen maar wanneer ze rechtvaardig zijn. Het is zondig om rechtvaardige wetten niet te gehoorzamen. De vraag is daarom om na te gaan of de vele en wisselende coronavirus-gerelateerde verordeningen, voorschriften en besluiten die politici in het hele land de afgelopen tien maanden hebben uitgevaardigd, rechtvaardige 'wetten' zijn. Aangezien er in het Koninkrijk België zelfs géén - door het parlement uitgevaardigde - corona-wet is, worden we door de omstandigheden verplicht om het begrip 'wet' erg breed te interpreteren. We moeten goed voor ogen houden, dat het aan de wetgevende macht is om wetten te maken en niet aan de uitvoerende macht en zeker niet aan ambtenaren zoals gouverneurs etc.
Wetten zijn rechtvaardig wanneer ze worden opgelegd omwille van het algemeen belang en wanneer de wet niet "de macht van de wetgever te boven gaat". Bovendien mag de wet om rechtvaardig te zijn geen onevenredige lasten opleggen aan de burgers die door de wet gebonden worden. Een wet kan op vier manieren onrechtvaardig zijn: (1) Ten eerste is een wet onrechtvaardig als ze in strijd is met het menselijk welzijn, "zoals wanneer een autoriteit zijn onderdanen belastende wetten oplegt die bevorderlijk zijn, niet voor het algemeen welzijn, maar veeleer de bekrompenheid of ijdelheid van de autoriteit strelen" (cfr. willekeur!). (2) Ten tweede is een wet ook onrechtvaardig wanneer degene die de wet maakt "de macht die hem is toevertrouwd te boven gaat" (cfr. machtsmisbruik!). (3) Ten derde is een wet onrechtvaardig wanneer de lasten die door de wet worden opgelegd zwaarder wegen op bepaalde mensen of groepen binnen de gemeenschap, ook al wordt in theorie het algemeen welzijn gezocht (cfr. discriminatie!). (4) Ten slotte en het allerbelangrijkste: een wet is onrechtvaardig als ze in strijd is met het Goddelijke Goed of de Goddelijke Wet.
De vereiste bijvoorbeeld om een mondmasker te dragen, is meestal een mandaat dat wordt gegeven bij uitvoerend bevel. Dergelijke mandaten gaan verder dan de reguliere macht en autoriteit die aan de uitvoerende macht van de regering wordt verleend. De uitvoerde macht lijkt zich de plaats van de wetgevende macht - die tot doel heeft de wetten te maken - te hebben toegeëigend.
Het valt zéér te betwijfelen of de Belgische of Vlaamse regering of één of andere burgemeester de bevoegdheid heeft om bijzondere kledingstukken - zoals mondmaskers - verplicht te stellen en om degenen die zich hier niet aan willen houden te straffen. Er is een parallel die kan worden getrokken naar een andere tijd in de geschiedenis waarin burgers werd opgedragen om bijzondere kledingstukken te dragen: de jodenster. Als de wetgevers hun gezag te boven gaan bij het maken van verordeningen of besluiten die mondmaskers verplicht stellen, dan zijn deze 'wetten' onrechtvaardig.
Mandaten voor het dragen van mondmaskers vormen een onevenredige last voor veel groepen in de samenleving. Er worden veel anekdotes verteld over zuigelingen en kleine kinderen die bang zijn voor de gemaskerde volwassenen die ze zien. De tijd zal leren wat de psychologische impact is op deze jonge leden van onze samenleving. Kinderen en tieners worden vaak ook verplicht om op school mondmaskers te dragen, ook al kunnen de maskers het ademen bemoeilijken. Bovendien worden de stemmen van docenten en leerlingen gedempt, wat het leerproces belemmert. Veel volwassenen hebben verschillende gezondheidsproblemen die worden verergerd door het dragen van mondmaskers. Degenen die op ethische of religieuze gronden bezwaar hebben tegen het dragen van maskers, worden gedwongen hieraan te voldoen, anders mogen ze niet deelnemen aan het leven in zowel de publieke als de private sector. De mandaten voor het dragen van maskers leggen een onevenredige last op Katholieken die worden belemmerd in de vrije uitoefening van hun Geloof. Het is in strijd met de aard van het Heilig Misoffer - als de openbare eredienst van de Kerk - om de geestelijkheid, de bedienaren of zelfs de gelovigen te verplichten om mondmaskers te dragen. De realiteit is, dat volgens de Belgische grondwet, de regering de vrije uitoefening van iemands religie niet kan verbieden - inclusief wat wel of niet gedragen mag worden bij de openbare eredienst.
Om al deze redenen kunnen Katholieken alle onrechtvaardige verordeningen, voorschriften en besluiten van nationale en lokale overheden met een goed geweten naast zich neerleggen en mogen Katholieken er ongehoorzaam aan zijn.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten