Matteüs 8: 18-27
[18] Toen Jezus een menigte om zich heen zag, gaf Hij opdracht om naar de overkant te gaan. [19] Een schriftgeleerde kwam naar Hem toe en zei: ‘Meester, ik zal U volgen, waar U ook gaat.’ [20] Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben een hol, en de vogels van de hemel een nest, maar de Mensenzoon kan nergens het hoofd neerleggen.’ [21] Iemand anders, een van zijn leerlingen, zei tegen hem: ‘Heer, sta me toe om eerst mijn vader te gaan begraven.’ [22] Maar Jezus zei hem: ‘Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven.’
[23] Toen Hij aan boord ging, volgden zijn leerlingen Hem. [24] Opeens werd de zee zo onstuimig dat de golven over de boot heen sloegen. Hij sliep. [25] Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Heer, red ons, wij vergaan!’ [26] Hij zei: ‘Waarom zijn jullie bang, kleingelovigen?’ Toen stond Hij op en bestrafte wind en zee, en het werd volkomen stil. [27] De mensen stonden verbaasd en zeiden: ‘Wat is dat toch voor iemand, dat zelfs de wind en de zee naar Hem luisteren?’
zondag 31 oktober 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten