Op het bidprentje staat Jezus afgebeeld in de hoedanigheid van het Heilig Hart.
De devotie van het Heilig Hart van Jezus is één van de bekendste uitingen van devotie. Het fysieke hart van Jezus werd het symbool van zijn compassie en allesomvattende liefde voor de gehele mensheid. Vandaar de benaming Heilig Hart van Jezus. Een mystieke ervaring van de Franse zuster Marguerite Marie Alacoque ligt aan de oorsprong van deze devotie. De verering van Jezus Christus krijgt gestalte vanuit de liefde en barmhartigheid, die door Zijn gewonde hart gesymboliseerd worden. Het Heilig Hart van Jezus werd in 1856 op de liturgische kalender geplaatst en wordt traditioneel 19 dagen na Pinksteren herdacht.
Het bijschrift op het bidprentje luidt:
"O Hart van Jezus, let niet op onze zonden, maar op het bloed van de martelaren dat om barmhartigheid roept."
Met de 'martelaren' worden de martelaren van de Commune van 1871 bedoeld, in het bijzonder Aartsbisschop Georges Darboy (Fayl-Billot, 16 januari 1813 - Parijs, 24 mei 1871) van Parijs.
Na zijn terugkeer van het Eerste Vaticaans Concilie in Rome naar Parijs in juli 1870 bleef Aartsbisschop Georges Darboy in Parijs op post zowel bij het beleg als bij de opstand van maart 1871. Hij werd in april gijzelaar van de Commune als pasmunt voor gevangengenomen communards en op 24 mei samen met de president van het Hof van Cassatie Bonjean, pastoor Deguerry en drie andere geestelijken doodgeschoten in de gevangenis van La Roquette.
De Commune vond haar einde in de
Semaine Sanglante (Bloedige Week) van 21-28 mei 1871, waarin de revolutie van de Parijzenaars bloedig werd onderdrukt door het Franse regeringsleger. In de strijd en tijdens de daaropvolgende massa-executies werden ongeveer 30.000 mensen gedood en rond de 40.000 gevangengenomen. Van het regeringsleger werden 900 soldaten gedood. Naar schatting zijn er 17.000 tot 25.000 mensen na arrestatie zonder rechtspraak doodgeschoten.
De communards doodden ook ongeveer zeventig gijzelaars onder wie Georges Darboy, de aartsbisschop van Parijs. In de Bloedige Week werden talloze gebouwen in brand gestoken waaronder het stadhuis en het Tuilerieënpaleis.
De brand van de Notre-Dame die op het bidprentje staat afgebeeld, staat symbool voor de 'revolutie'. Opvallend is, dat de brand aan de basis van de flèche begint aan de achterkant, zoals zich dat vorige week ook echt heeft afgespeeld. De rechtse koepel is die van de Sint-Pieter in Rome en verwijst naar de Pauselijke Staten die in 1870 ophielden te bestaan. Dus, ook in Rome was het toen 'revolutie'.
Nu de revolutie zich gematerialiseerd heeft in een échte brand van de Notre-Dame, bestaat de kans natuurlijk, dat ook de Sint-Pieter in Rome in vlammen zal opgaan.
Laten we niet vergeten, dat 'Fatima' een proces is, dat nog in volle gang is.