1. Kerkfabrieken/kerkraden beheren uiteraard de goederen waarvan ze eigenaar zijn. Zoals elke rechtspersoon kan de kerkfabriek eigenaar zijn van goederen, zowel roerende (zoals bvb. gelden) als onroerende (huizen, gronden), die ze historisch bezit of die ze verworven heeft door aankoop, schenking of legaat.
De kerkfabriek is soms ook eigenaar van de parochiekerk of van de pastorie. Dit wordt hierna (zie nr. 2 en 3) verder onderzocht. Wat de parochiekerk betreft, dient gesignaleerd te worden dat deze altijd door de kerkfabriek wordt beheerd en dat zij ook het vruchtgebruik heeft, zelfs als ze er geen eigenaar van is.
2. Om uit te maken wie de eigenaar is van de parochiekerk, moet men in eerste instantie de historiek van het kerkgebouw nagaan.
Vooreerst zijn er de oude parochiekerken, nl. deze die bestonden vóór zij tijdens de Franse Revolutie werden genationaliseerd, en die achteraf niet werden vervreemd maar ingevolge het Concordaat van 1801 opnieuw ter beschikking werden gesteld van de eredienst. Over het eigendomsrecht van deze kerkgebouwen zijn er in de rechtspraak nogal wat uiteenlopende arresten die naargelang het geval, de Staat, de gemeente of de kerkfabriek aanduidden als eigenaar.
Gaat het om parochiekerken die na het Concordaat van 1801 werden gebouwd of verworven, dan dient te worden nagegaan door welke instantie ze werden gebouwd of verworven, of aan wie ze werden geschonken. Parochiekerken van na 1801 kunnen dan naargelang het geval zowel aan de gemeente als aan de kerkfabriek toebehoren. Wie precies de eigenaar is van de parochiekerk kan dan wel zijn belang hebben, doch het beheer ervan komt in ieder geval toe aan de kerkfabriek.
3. Ook voor de pastorie dient er een onderscheid gemaakt te worden. Voor oude pastorieën, nl. deze die bestonden vóór zij tijdens de Franse Revolutie werden genationaliseerd, en die achteraf niet werden vervreemd maar ingevolge het Concordaat van 1801 werden ter beschikking gesteld van de eredienst, is de rechtspraak ook zeer uiteenlopend.
In tegenstelling echter met de oude parochiekerken die geacht worden tot het openbaar domein van de gemeente te behoren, maken oude pastorieën die gemeentelijke eigendom zijn, deel uit van het privaat domein van de gemeente. Aangezien goederen uit het privaat domein echter vatbaar zijn voor verjaring (goederen uit het openbaar domein zijn dit niet), is het mogelijk dat kerkfabrieken ingevolge dertigjarige verjaring deze pastorieën verworven hebben en er bijgevolg eigenaar van zijn.
4. Gaat het om nieuwe pastorieën, nl. zij die na het Concordaat werden gebouwd of verworven, dan dient zoals bij de kerkgebouwen die in dat geval verkeren, nagegaan te worden door wie ze werden gebouwd, door wie ze werden verworven of aan wie ze werden geschonken. Zo een nieuwe pastorie kan dan zowel aan de gemeente als aan de kerkfabriek toebehoren.
Enkele opmerkingen:
Notariële aktes en de notulen van de kerkfabriek kunnen als bewijsmateriaal dienen om het eigendomsrecht vast te stellen.
Een belangrijke vraag die beantwoordt moet worden is: "Wie was de opdrachtgever?" De opdrachtgever is ook eigenaar.
Een andere vraag is: "Wie subsidiëerde het gebouw?" De subsidiërende instantie is echter nooit eigenaar.
De kerkfabriek/kerkraad heeft de plicht om haar patrimonium te claimen en het te beschermen, ook als gemeenten etc. iets anders beweren.
In laatste instantie komt het altijd aan de rechter toe om het eigendomsrecht vast te stellen.
zondag 3 februari 2013
Over het eigendomsrecht van kerken en pastorieën
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten