"Een lange tijd nadat de Heer mij veel van de gunsten had verleend, die ik eerder al heb genoemd en die mij in hogere sferen brachten, was ik op een dag weer in gebed verzonken. Plotseling werd ik mij ervan bewust dat ik, zonder te weten hoe, mij schijnbaar in de hel bevond. Ik begreep dat de Heer wilde, dat ik de plaats zou zien, die de duivels er voor mij hadden voorbereid, en die ik, als gevolg van mijn zonden, ook verdiende. Deze ervaring besloeg slechts een korte tijdspanne, maar zelfs als ik nog vele jaren zou leven, dan nog zou het voor mij onmogelijk zijn om deze ervaring te vergeten."
"De ingang van de hel was vergelijkbaar met een zeer lang en smal steegje, zoals een oven, laag en donker en besloten. De vloer leek te bestaan uit vies, modderig water, dat een vieze stank uitstootte en dat vol zat met verrot ongedierte. Aan het einde van de steeg was er een gat, dat op een kleine kast leek, die werd uitgehold in de wand. Daarin werd ik geplaatst, in een verkrampte toestand. Dit alles was nog 'heerlijk' om te zien, in vergelijking met wat ik daar voelde. Wat ik heb beschreven, kan nauwelijks 'overdreven' worden genoemd."
"Wat ik voelde, lijkt mij, is niet eens het begin van overdrijving... Noch kan het worden begrepen. Ik ervoer een verschroeiend vuur in mijn ziel, dat ik onmogelijk kan beschrijven. De 'lichamelijke' pijn was totaal ondraaglijk en dat terwijl ik in dit aardse leven reeds vele helse pijnen heb doorstaan, waarvan de artsen zeggen, dat het de ergste pijnen zijn die een mens hier op aarde kan ondergaan. Toen ik verlamd was, waren al mijn zenuwen gekrompen. Daarnaast heb ik vele verschillende soorten van lijden moeten doorstaan. Lijden waarvan sommigen zeggen dat ze door de duivel zijn veroorzaakt. Toch was dit aardse lijden helemaal niets in vergelijking met het lijden dat ik in de hel ervoer, daar ik zag dat de helse martelingen zonder einde zijn, zonder dat er hoop is dat ze ooit zouden ophouden."
"Dit helse 'lichamelijke' lijden was echter niets in vergelijking met de kwelling van de ziel: een beklemming, een verstikking, een aandoening zo pijnlijk gevoeld, die gepaard ging met zulk een wanhopig en kwellend ongeluk, dat ik de woorden niet ken die sterk genoeg zouden zijn om uit te drukken wat ik voelde. Het leek erop alsof de ziel voortdurend uit het lichaam werd gerukt. Echter deze omschrijving voldoet niet, aangezien men zou denken dat iemand anders het leven zou wegnemen, terwijl het hier de ziel zélf was die zichzelf in stukken leek te scheuren."
"Het is een feit, dat ik niet weet hoe ik op een voldoende krachtige manier zou kunnen beschrijven hoe het innerlijke, verschroeiende vuur en de wanhoop, die nog eens bovenop deze extreme kwellingen en pijn kwamen. Ik kon niet zien wie mij deze kwellingen toebracht, al leek het erop dat ik mezelf voelde branden en afbrokkelen. En ik herhaal, het ergste was dat innerlijke, verschroeiende vuur en de wanhoop."
"Op deze onheilzame plaats, niet in staat om op enige vertroosting te hopen, was het mij onmogelijk om te gaan zitten of om te gaan liggen, noch was er ruimte, hoewel ik me in dit gat in de wand bevond. Deze wanden, angstaanjagend om te zien, sloten alles af en verstikten alles. Er was geen licht, maar alles was gehuld in de zwartste duisternis. Ik begrijp niet hoe het mogelijk is, dat alles wat pijnlijk was om te zien, toch zichtbaar was."
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten